Transformeer deze zinnen van standaardtaal naar tussentaal
Markeer de ge & gij en het werkwoord dat erbij hoort
0 Comments
Wat ga jij dit weekend doen? Babbel erover met een Vlaamse vriend of collega:
Geniet van het lange weekend! 1. Op welke manier houd je je met de Nederlandse taal bezig? Vroeger, toen ik bij de Universiteit Gent werkte, was dat heel rechtstreeks. Ik heb 6 jaar bij de afdeling Nederlandse Taalkunde gewerkt. Als assistent heb ik ook altijd lesgegeven. Van grammatica tot schrijfvaardigheid, en ook taalzorg. Dat is iets typisch Vlaams: zeg niet dít, maar zeg wel dát. Daarnaast deed ik onderzoek en schreef ik een doctoraat over het taalgebruik en de taalpercepties van Vlaamse leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs. Dus ten eerste: Hoe spreken ze? Is dat Standaardnederlands, wat van de overheid uit verwacht wordt? Dat is zeker niet zo. Dat wijkt er vaak van af. En dan de crucialere vraag: Hoe denken ze daarover? En daarin merk je dat er een heel dubbele houding is. Aan de ene kant zeggen ze allemaal “Standaardtaal, dat is belangrijk. We moeten daar aandacht aan besteden, we moeten daar ons best voor doen” en tegelijk ook altijd die “Ja, maar…” In theorie is het zo, maar in de praktijk, als ik mijn leerlingen wil bereiken, als ik mezelf wil kunnen zijn, of als ik authentiek wil kunnen zijn, dan wijk ik er toch van af. En dan geven ze tal van redenen waarom. Daarnaast heb ik Fons opgestart, een tijdschrift voor didactiek Nederlands, en heb ik een blog waar ik over taal en taalonderwijs post. Eigenlijk alles om dat onderzoek naar de buitenwereld te krijgen. Wat ik nu bij de stad Gent doe, is in verschillende opzichten anders. Het is echt van onderzoek naar de praktijk. Maar ik ben nog altijd met taal bezig: met meertaligheid, niet alleen binnen het Nederlands, maar ook daarbuiten. Dat trekt mijn blik echt open. Aan de andere kant komen veel van de dingen die ik uit mijn onderzoek geleerd heb, ook terug als je het over meertaligheid hebt. Leerkrachten zien het publiek in hun klas veranderen en zoeken een evenwicht tussen wat verwacht wordt (Standaardnederlands) en de realiteit in de klas. Ze zoeken een manier om het te doen werken in de klas. Dus in dat opzicht ligt mijn huidige job echt wel in het verlengde van mijn vorige job, met dat verschil dat het veel praktischer is, en veel beleidsmatiger. 2. Welke ervaringen of bevindingen uit je onderzoeksprojecten hebben je verrast? Ik had verwacht dat ik veel meer verschillen zou vinden tussen jonge en oude leerkrachten, mannen en vrouwen, regio’s, en eigenlijk was dat niet echt het geval. Er blijken amper verschillen te zijn; het loopt allemaal een beetje door elkaar. In taalgebruik merk je wel verschillen. Oudere leerkrachten die al wat sneller dialect gaan gebruiken bijvoorbeeld. Maar in percepties en ideeën: heel weinig. Zeker bij jonge leerkrachten is er bijna geen verschil tussen een leerkracht Nederlands, een leerkracht fysica of een leerkracht chemie, terwijl wij net hadden verwacht dat een leerkracht Nederlands wel strenger zou zijn. Perfect Algemeen Nederlands: er is niet één leerkracht in mijn onderzoek die dat 50 minuten lang heeft volgehouden. Ik had ook verwacht in West-Vlaanderen meer dialect in de klas te horen, maar daar was het eigenlijk net minder. Dit is omdat de kloof tussen hun regulier taalgebruik (de dialecten) en de taal die ze in de klas menen te moeten gebruiken (de standaardtaal) zodanig groot is, dat ze de knop kunnen omdraaien. Terwijl dat in Antwerpen, Brabant, Leuven eerder doorloopt. Hoe ze spreken in de leraarskamer, in de gang, in de klas: dat is hetzelfde. Je ziet dat de interacties in de klas toch horizontaler geworden zijn, en taalgebruik evolueert daarin mee. Eigenlijk zijn het allemaal logische reflexen. 3. Hoe zou je je eigen taalgebruik in informele situaties omschrijven? Dialect als het kan, tussentaal als het moet. Ik ben afkomstig van Izegem, dus ik spreek het lokale dialect van daar. Het is een dialect dat veel gemeen heeft met dat van Kortrijk. In de literatuur noemen ze dat zuidoostelijke stuk van de provincie continentaal West-Vlaanderen. Dat wijkt qua dialect in verschillende opzichten af van wat er in de Westhoek of in de streek rond Brugge gesproken wordt. Zodra ik kan, zal ik dialect gebruiken. Met collega’s op het werk met wie ik informeel omga, zal het tussentaal zijn, tenzij ik weet dat ze van dezelfde streek zijn. Dan ga ik spontaan dialect gebruiken. Ik stond onlangs buiten met een collega buiten te praten in tussentaal. Er kwam een collega bij staan die van mijn streek bleek te zijn, en ik hoorde mezelf meteen overschakelen op dialect. De andere collega vond dat heel amusant om te horen. Blijkbaar klink ik ook helemaal anders als ik dialect spreek. Vlotter, sneller en met een diepere stem. Ik heb ook al gemerkt dat mijn stem, als ik algemeen Nederlands spreek, snel hoger gaat. Het doet echt wel denken aan een “rolletje” dat ik speel. Tussentaal, dat heb ik echt moeten leren. Wie zoals ik in West-Vlaanderen is opgegroeid, had dat eigenlijk niet echt nodig. Daarom vind ik je project ook interessant, omdat ik ook iemand ben die die variëteit heeft moeten “leren”. Toen ik jong was, zat er niets tussen het echte West-Vlaamse dialect dat ik van thuis uit kende, en het schoolse Nederlands, dat dicht bij de standaardtaal aanleunde. Die typische ge/gij en dergelijke, dat is bij mij eigenlijk gaandeweg gekomen door naar Gent te verhuizen. Je leert het natuurlijk snel doordat je het op tv al hebt gehoord, maar tot op dat moment had ik het nooit zelf nodig gehad. 4. Waar komt je interesse voor taaldiversiteit vandaan? Ik heb die vraag al vaak gekregen: hoe ben je in godsnaam bij taal uitgekomen? Mijn ouders, mijn broer en mijn zus: die hebben eigenlijk niets met taal. Ik denk dat het echt door mijn opleiding in het middelbaar komt. Ik heb leerkrachten Nederlands gehad die heel inspirerend waren, die mijn blik echt hebben opengetrokken. Het moet wel daarvandaan komen. De liefde voor taalkunde is er dan gaandeweg tijdens mijn opleiding bij gekomen. Je komt in Gent, iedereen spreekt hier anders, en dan vraag je je af: hoe komt dat dan? Die diversiteit en dat taalgebruik. En hoe het sociaal verschilt, is zo boeiend. Ik ben er bijna onontkoombaar op uitgekomen. Ik wist heel snel: ik wil daar meer mee doen. Het is een beetje meanderend gegaan. In het begin vond ik dialecten heel interessant. Ik heb mijn thesis geschreven over dialectwoordenboeken door amateurs. Wat bezielt iemand in godsnaam om een woordenboek van zijn eigen dialect te maken, wat een ongelooflijk werk is? Onvermoeibaar. Ik zou het zelf niet kunnen. En dan van dialect op school naar tussentaal op school en zo ben ik bij mijn onderwerp uitgekomen. Op die manier is de liefde voor taal er ook een beetje in geslopen. 5. Met welke formules begroet je en neem je afscheid van vrienden en collega’s? Dat vond ik een grappige vraag om over na te denken. In de meeste gevallen is het een langgerekte “jow”! Zo kom ik het kantoor binnen en ga ik buiten. Zowel voor hallo als voor tot ziens. Op het werk lachen ze er wel eens mee. Het is heel kenmerkend. Zeker met vrienden en bij de mensen waar ik mij het beste bij voel, gebruik ik het. Diegenen waar ik de beste klik mee heb. Maar ik doe het evengoed met mijn leidinggevende, die kan daar ook mee om. 6. Welke informele of typisch (West-)Vlaamse woorden of uitdrukkingen brengen een glimlach op jouw gezicht? Ik ben een dialectliefhebber. Er zijn een paar dingen die zo typisch zijn voor het dialect van mijn streek. Zoiets als bère bijvoorbeeld. Kzen bère content, ik ben heel tevreden. Dat is zo kenmerkend voor mijn streek. Als ik iemand dat hoor zeggen, weet ik meteen: jij komt van bij mij. En dat gevoel van authenticiteit, dat “in-group”-gevoel… dat is zo mooi. En dat heb ik met veel dialectwoorden. In tussentaal heb je dat ook. Woorden als plezant en goesting bijvoorbeeld. Je voelt dat dat anders is dan leuk en zin. Ik krijg die laatste twee zo moeilijk in de mond genomen. Het bepaalt de sfeer ook heel sterk: je riskeert al snel een afstandelijk gevoel op te roepen als je bepaalde woorden gebruikt. Dat is net zoals met de leerkrachten in mijn onderzoek. Ze willen een band met hun leerlingen. Wat doe je dan? Woorden als plezant en goesting gebruiken, om dat gevoel van nabijheid en authenticiteit op te roepen. 7. Wat denk je van het project Goesting in Taal? Ik vind het een vree schoon project, dat erg functioneel is, omdat je mensen een houvast biedt om zich staande te houden in een samenleving die eigenlijk geen Standaardnederlands hanteert. En vooral op sociaal vlak. Je geeft die mensen de kans om zich beter te voelen in de samenleving waarin ze terechtkomen, om betere conversaties aan te gaan, en zich sneller thuis te voelen. Dat is zo belangrijk. Want dat is de reden waarom mensen naar hier komen en Nederlands leren. Natuurlijk is dat ook om in het stadhuis geholpen te kunnen worden en in de winkel iets te bestellen, maar vooral: sociaal. Het feit dat het allemaal zo toegepast en concreet en laagdrempelig is, dat is echt waardevol. Je had dat ook op een volledig andere manier kunnen aanpakken. Er zijn mensen die proberen een grammatica van tussentaal te schrijven, met enkele voorbeeldjes en die zijn klaar. Bij jou is het echt authentiek, functioneel materiaal. En dat is goed, want er is zoveel! Neem nu Nedbox bijvoorbeeld: dat is dezelfde aanpak. Authentiek materiaal, niet enkel uit de nieuwsuitzending, maar uit alle tv-programma’s. En je koppelt daar functionele opdrachtjes aan. Zinnetjes en dingen waar je direct mee aan de slag kunt. Dat helpt je vooruit als je een taal leert. 8. Hoe noem jij deze zes voorwerpen in het dagelijkse leven?
![]() Zoals je leerde in onze vorige post, gebruiken we in de Vlaamse spreektaal niet het persoonlijk pronomen je & jij, maar wel ge & gij. Bij ge & gij neemt het werkwoord altijd een "t", ook in de inversie! ge werkt, maar ook: werkt ge ge woont, maar ook: woont ge ge vraagt, maar ook: vraagt ge Bovendien is de vervoeging regelmatiger bij verschillende werkwoorden: je kan (kunnen) => ge kunt / kunt ge Kunt ge mij efkes helpen? je mag (mogen) => ge moogt / moogt ge Ge moogt daar niet aankomen! je wil (willen) => ge wilt / wilt ge Wilt ge iets om te drinken? je zal (zullen) => ge zult / zult ge Ge zult het niet geloven! je bent (zijn) => ge zijt / zijt ge Zijt ge zeker? Daarnaast bestaan er met het persoonlijk pronomen “ge/gij” speciale samengetrokken vormen van het verbum en pronomen. Neutrale vorm Geaccentueerde vorm kunt ge => kunde kunt gij => kunde gij wilt ge => wilde wilt gij => wilde gij zijt ge => zijde zijt gij => zijde gij denkt ge => denkte denkt gij => denkte gij Kunde mij efkes helpen? Kunde gij afwassen terwijl ik de was ophang? Wat wilde? Wilde gij vanvoor of vanachter zitten? Zijde zot? Zijde gij van plan een sigaret te roken? Wat denkte? Denkte gij nu echt dat ze dat gaan geloven? De regel voor “-de” of “-te” is dezelfde als voor het imperfectum in het Standaardnederlands. [infinitief – “en”: laatste letter is S,F,T,K,CH,P,X => +te; anders: +de] Jouw eerste missie: Luister eens extra goed naar de Vlamingen rond je! Herken je de constructies hierboven? Volgende week volgt een oefening! :) ![]() Wist je dat Vlamingen de pronomen je en jij eigenlijk bijna nooit gebruiken? In de Vlaamse spreektaal zijn de pronomen ge en gij veel couranter! Subjectvorm: in plaats van je / jij gebruiken we ge / gij Objectvorm: in plaats van je / jou gebruiken we u Possessief: in plaats van je/jouw gebruiken we uw Daarom hebben veel anderstaligen de indruk dat we hen vousvoyeren, omdat we zeggen: "ik heb u gebeld" "dat is uw stoel" "alles goed, en met u?" Maar in feite spreken we eigenlijk informeel met je! Ook eens proberen? Kan jij deze zinnen transformeren in het Vlaams? Je hebt je handen niet gewassen! In het Vlaams: _________________________________________ Moet jij morgen werken? In het Vlaams: _________________________________________ Is dat jouw tas? (tas = sacoche) In het Vlaams: _________________________________________ Je hebt gelijk. In het Vlaams: _________________________________________ Weet jij waar de mappen liggen? In het Vlaams: _________________________________________ Is dat van mij of van jou? In het Vlaams: _________________________________________ Ik heb je gisteren een sms gestuurd. In het Vlaams: _________________________________________ Nee, we maken geen grap: er bestaat zoiets als Vlaamse dancehall- en reggaemuziek! Van het ritme genieten en tegelijk werken om de Vlamingen beter te begrijpen: het kan! En dat dankzij muzikale duizendpoot en Mechelaar Thomas Alberico aka. A Thomas. En wat nog het beste is, je kan het allemaal gratis beluisteren en downloaden op zijn website!
West-Vlaams is niet eenvoudig te begrijpen, maar het is het proberen waard! Zeker met de mooie tekst van dit nummer, die de luisteraar aanmoedigt om meer "het hart op de tong" te hebben, meer te spreken over onze zorgen en gevoelens. Wat vind jij ervan? |
Sofie Begine
Language Trainer specialising in informal language Archives
March 2019
Categories
All
|